Verhaaltjessommen oefenen – groep 3

Groep 3 - optellen en aftrekken

Er liggen 3 stiften op tafel. In de kast liggen het dubbele. Hoeveel stiften liggen er in de kast?

Fleur heeft 13 kaarten. Levi heeft 8 kaarten. Hoeveel kaarten heeft Fleur er meer dan Levi?

Jet heeft 17 knikkers. Lot heeft 13 knikkers. Hoeveel knikkers heeft Jet meer dan Lot?

In de trommel liggen 11 blokjes kaas. Je eet 7 blokjes op. Hoeveel blokjes kaas zijn er nog?

Je hebt 10 koekjes. Je geeft 3 koekjes aan een vriend. Hoeveel koekjes blijven er over?

Ties krijgt 6 knikkers. Sam krijgt het dubbele. Hoeveel knikkers krijgt Sam?

In de kast liggen 19 puzzels. Er komen 2 puzzels bij. Hoeveel puzzels zijn dat samen?

Eva heeft 4 potloden in haar etui. Ze krijgt er nog 2 van de juf. Hoeveel potloden heeft Eva?

Er hangen 17 jassen aan de kapstok. Er worden 8 jassen weggehaald. Hoeveel jassen hangen er nog?

In de doos zitten 11 ijsjes. Er smelten 6 ijsjes door de zon. Hoeveel ijsjes zitten er nog in de doos?

Speel een spelletje

Verhaaltjessommen oefenen

De verhaaltjessommen die je hierboven vindt, zijn specifiek geschreven voor kinderen uit groep 3. Deze verhaaltjessommen zijn geschreven met input van leerkrachten van groepen 3. Het oefenen van verhaaltjessommen is van grote meerwaarde voor de rekenontwikkeling van kinderen, omdat ze zich leren verplaatsen zich in realistische rekensituaties. Daarnaast bestaat de Citotoets rekenen voornamelijk uit verhaaltjessommen. Deze bevatten meer context en dit kan voor kinderen verwarrend zijn. Deze website is de ultieme plek om met verhaaltjessommen te oefenen!